Nachtvlinder

Bij de presentatie van een regeerakkoord of verkiezingsprogramma is er de merkwaardige gewoonte ingeslopen om dat vergezeld te laten gaan van een zogeheten motto. Zo voerde het CDA campagne onder het motto 'Samen kunnen we meer', en D66 probeerde kiezers te winnen onder het motto 'En nu vooruit!'. Zoals iedereen meteen ziet zijn motto's rare zinnetjes die net zo weinig betekenen als de slagzin op een pot pindakaas 'Nu nóg lekkerder!'. Maar toch: een motto. Maar waarom eigenlijk, wat is de diepere zin van zo'n motto? Een regeerakkoord is immers wat het is, en er staat wat er staat. Het is een stelsel van voornemens waarin uitgedrukt wordt welke koers er ongeveer gevaren gaat worden, en dan met de nadruk op 'ongeveer'. Niettemin zou iedereen die op een van de regeringspartijen heeft gestemd zich toch in meer of mindere mate in zo'n akkoord moeten kunnen herkennen, en daarmee dus ook in het bijbehorende motto.


Dat de praktijk weerbarstiger is, blijkt echter iedere keer weer als er uitvoering gegeven moet gaan worden aan zo'n regeerakkoord. Een recent voorbeeld: een systeembank staat op omvallen en acuut breekt de pleuris uit. Het eerste dat dan sneuvelt is niet zozeer een of andere bepaling uit het akkoord, maar juist het motto. Motto's zijn namelijk — in tegenstelling tot regeerakkoorden — altijd positief en wollig geformuleerd. Zo heeft Rutte II voor het poeslieve motto 'Bruggen slaan' gekozen, in plaats van 'Iedereen zwaar de lul', wat meer zou overeenkomen met de alledaagse werkelijkheid. Tegen een nóg realistischer motto zoals 'We pakken de zwakken' — ondanks dat het mooi rijmt — zou Diederik Samsom vermoedelijk bezwaar hebben gemaakt, omdat het toch wat al te sterk contrasteert met het motto van zijn eigen partij: 'Nederland sterker en socialer'.

De functie van zo'n motto is namelijk dat het als een onzichtbare leidraad dient bij iedere politieke handeling die wordt verricht. Een motto is de inspiratie, de muze, het bepaalt als een soort moreel kompas de achtergrondkleur van iedere handeling. Bij ieder besluit denkt een bewindvoerder uiteraard niet rechtstreeks aan zijn motto, maar als zijn handeling gevoelsmatig niet cohereert met de sfeer van zijn motto, dan komt zo'n politicus hevig in de problemen met zichzelf, en dat is precies wat de kiezer van hem verwacht. Dus als er in de ministerraad bijvoorbeeld geopperd wordt om ouderen hun pensioenen afhandig te maken, voelt Lodewijk Asscher diep in zijn binnenste 'Mwah, ja, hiermee wordt inderdaad een hele fraaie brug geslagen, en het maakt Nederland inderdaad veel sterker en socialer, ja...'. Zoiets dus, zo ongeveer werkt een motto. Een motto is als een nachtvlinder die héél eventjes en bijna onhoorbaar tegen het raam fladdert om de tobbende politicus op koers te houden, om dan vervolgens weer in de duisternis te verdwijnen.





'Mijn droom voor ons land, inspiratie voor onze koning', zo luidt het motto van het komende inhuldigingsfeest. Toch is hiermee iets vreemds aan de hand. Dat ligt er niet zozeer aan dat deze lauwe mottosoep gepresenteerd werd door de voorzitter van het Nationaal Comité Inhuldiging Ed Wijers, die namelijk een D66'er is — een partij die eigenlijk vindt dat eigenlijk een staatshoofd eigenlijk gekozen zou moeten worden. Eigenlijk, maar niet echt. Evenmin verbaasde het dat Wijers zich uitputte in het benadrukken en herhalen van het woordje 'samen', wat immers het handelsmerk is van de koninklijke familie. Wél merkwaardig aan dit motto is het zinsdeel voor de komma, namelijk 'mijn droom voor het land'. Dat is namelijk precies wat de drijfveer voor een burger is om naar de stembus te gaan. Stemmen doe je namelijk niet alleen maar om voor je eigen belangen op te komen, maar vooral omdat je daarmee een persoonlijk duwtje geeft aan een bepaalde voorstelling die je van de samenleving hebt. Aan de persoon of partij die het meeste aan dat beeld, aan die voorstelling, aan die gedroomde samenleving appelleert geef je dan vervolgens je stem.


Sterker zelfs, de gehele zin 'Mijn droom voor ons land, inspiratie voor onze koning' is een universeel sjabloon dat over alle denkbare verkiezingsmotto's past. In de eerste plaats geeft het uitdrukking aan de hoop op een maakbare samenleving, een kennelijke wens tot verandering. En in de tweede plaats laat de kiezer daarmee zijn persoonlijke nachtvlinder vrij om die 's-nachts tegen het raam te laten fladderen van degene die mogelijk die droom zou kunnen verwezenlijken. Om met het laatste te beginnen: impliciet drukt dit motto uit dat koning Willem-Alexander klaarblijkelijk toch wel iets in de politieke melk te brokkelen heeft, want anders zou niet iedere Nederlander zo nadrukkelijk uitgenodigd worden om zijn of haar droom in te sturen. Merkwaardigerwijs is dit precies wat juist altijd met de grootste stelligheid wordt ontkend.

Maar dan is er nog het motief om zo'n persoonlijke droom in te zenden, want daar is nog veel meer mis mee. Bovengenoemd voorbeeld over Lodewijk Asscher is niet voor niets zo bijtend sarcastisch geformuleerd, want dat zijn partij snoeihard wordt afgerekend op hun motto 'Nederland sterker en socialer' blijkt momenteel wel uit de massale leegloop van hun electoraat in de richting van 50 Plus. Precies dát is het verschil tussen een motto van een politieke partij en een motto van een ongekozen staatshoofd en regeringsdeelnemer. Laatstgenoemde kan politiek namelijk nergens op worden aangesproken, terwijl hij wél politieke zeggenschap, invloed en macht bezit. De werkelijkheid ligt daarom evenwel andersom: aan deze koning hoeven wij niets te vragen om de simpele reden dat wij nooit om hem hebben gevraagd, terwijl deze koning op zijn beurt meermaals en op zeer overtuigende wijze heeft gedemonstreerd lak te hebben aan zijn onderdanen.

Het groteske inhuldigingsmotto 'Mijn droom voor ons land, inspiratie voor onze koning' is in de kern niets anders dan een zoveelste gemaskeerde poging om de monarchie de schijn te geven van een democratisch gelegitimeerd instituut.








Plaspaleis

'Nederland verhekt' zeiden Koot & Bie ooit al eens. Om ieders tuintje een hek, een afrastering of schutting, ten minste een heg en in het ergste geval schrikdraad. Welgestelden in dichtbevolkte gebieden hebben dan zelfs een oprijlaan en soms ook een tuin die geleidelijk overgaat in een bos. Ook in dunner bevolkte gebieden luistert het kadaster niet zo nauw, maar daar wordt de grens tussen mijn en dijn dan bijvoorbeeld weer bepaald door een romantische sloot of greppel. Hoe het ook zij, alle schreeuwen zij de voorbijgangers toe om weg te wezen. Van mij! U zult begrijpen dat het leed van het beklagenswaardige hoi polloi, dat in volkse buurten in portiekwoningen direct aan de straatkant moet leven, niet te overzien is.

Hoe anders vergaat het de oude adel, en in het bijzonder de koninklijke familie. Die hebben behalve een hek om hun domein, ook nog eens camera's, en bij de ingang van hun oprijlaan worden ze zelfs bewaakt door de marechaussee. Wie door het Haagse Bos wandelt, loopt vroeg of laat tegen zo'n hek aan van het koninklijk paleis Ten Bosch: hoge stalen tralies met bovenop scherpe dreigende punten die onderling verbonden zijn door prikkeldraad. Voorts zijn er nog schijnwerpers geïnstalleerd, met om de tien meter camera's en bovendien is er ook nog eens een heuse middeleeuwse slotgracht omheen gegraven. De boodschap aan de hondenwandelaar is meteen duidelijk, en jongens die per ongeluk hun voetbal over dat koninklijke hek hebben geschopt begrijpen onmiddellijk dat die voor altijd verloren is.





Toch heeft de zelfverklaard goddelijk uitverkoren familie ook nog een probleempaleis, dat namelijk net als in volkse wijken, zeer kwetsbaar direct aan de straat grenst. Vermoedelijk om die reden is de familie daar dan ook vrijwel nooit, want het oogt toch een beetje armoedig, zo zonder oprijlaan, zelfs na de recente uitgebreide renovatie van € 80 miljoen. Dit portiekpaleis staat in hartje Amsterdam, om precies te zijn op de Dam, schuin tegenover de Nieuwe Kerk waar Willem-Alexander over twee maanden ingehuldigd gaat worden. Dit paleis, dat ooit het stadhuis van onze hoofdstad was, staat de laatste tijd overigens wel meer ter discussie. Zelfs de koningsgezinde VVD-fractie van Amsterdam is van mening dat dit paleis eindelijk weer eens moet worden teruggegeven aan de Amsterdammers, omdat het er altijd wat leeg en somber bij staat.


Een mogelijk tegenargument voor de voorgevel
Maar sinds enige tijd staan er ook dranghekken voor dat paleis, echter niet zozeer om alsnog een voortuintje af te dwingen, maar vanwege een buitengewoon krachtig argument tegen de monarchie. In plaats van ingewikkelde staatsrechtelijke verhandelingen of gortdroge politieke argumenten, werkt namelijk niets zo overtuigend als burgers die hun mening over de boven hen gestelden kenbaar maken met een krachtige straal urine, precies in de stijl en traditie van de oude Diogenes. De Rijksgebouwendienst heeft dan ook in uiterste wanhoop een prijsvraag uitgeschreven voor degene die een effectief tegenargument kan formuleren. 'Het poreuze gesteente van het paleis wordt onherstelbaar aangetast', aldus de Rijksgebouwendienst,— maar de dieper gelegen symboliek van deze verzwakking is echter onontkoombaar.

Met parlementariërs die liever met vakantie gaan dan die onnozele inhuldiging bijwonen, en onderdanen van wie verwacht wordt dat zij over twee maanden Hunne Koninklijke Hoogheden toejuichen, maar die in plaats daarvan onder hun balkon preventief gaan staan zeiken, is er nog hoop.

Wie republikeinse argumenten als gezeik afdoet, zou ditmaal dus best wel eens gelijk kunnen hebben.








Piepvoering

Wat er over bewindvoerders wordt besproken bestrijkt slechts een bepaald deel van het publieke interessespectrum, want het maakt het de gemiddelde Telegraaflezer doorgaans niet zoveel uit hoe de nieuwe kat van een staatssecretaris heet of de vakantiebestemming van een minister. Althans, wetenswaardigheden van dit soort haalt de voorpagina niet en in de meeste gevallen zelfs niet eens de roddelbladen. Anderzijds wordt het publiek wel nauwgezet geïnformeerd over hun politieke doen en laten, en in hoeverre die beantwoorden aan datgene wat van hen verwacht wordt. De politieke taken zoals bevoegdheden plus de bijbehorende verantwoordelijkheden van bewindvoerders zijn helder en nauwkeurig omschreven, evenals hun salarissen en onkostenvergoedingen. Maar wat nog misschien wel het allerbelangrijkste is: bewindvoerders kunnen te allen tijde door de Kamer ter verantwoording worden geroepen en eventueel afgerekend worden op hun doen en laten. Een minister kan daarom bijvoorbeeld niet zomaar even het vliegtuig pakken om een staat met een twijfelachtige reputatie te bezoeken.


Er is echter één bewindvoerder waarvoor het andere deel van het publieke interessespectrum geldt. Van die ene bewindvoerder krijgt de burger ongevraagd de onbenulligste details door de strot geduwd. Welke kleding, wanneer en waar gekocht voor welke prijs, zelfs een bezeerde bovenlip wordt als interessant nieuws breed uitgemeten, terwijl voor een doodgewone vakantie zowaar een fotomoment voor de pers wordt georganiseerd. U hebt vast al door om welke bewindvoerder het gaat: ons regeringshoofd, de vaste coalitiepartner van ieder kabinet. Maar aan de andere kant van dit spectrum treft men nog iets veel merkwaardigers aan, want het publiek wordt over het politieke doen en laten van deze bewindvoerder juist helemaal niet geïnformeerd. Dat is niet alleen omdat de taken en bevoegdheden van het regeringshoofd nergens duidelijk omschreven zijn, maar vooral ook omdat het zorgvuldig geheimgehouden wordt. Nu zult u waarschijnlijk meteen denken: wat interesseert mij die bezeerde bovenlip nu, wat is dat nou voor rare boel in een democratie? Ik wil juist weten wat het regeringshoofd allemaal doet. Maar zo gaat dat nu eenmaal in een monarchie.

'Tot nu was bekend dat...' — in dit soort taal, dat normaliter alleen maar gebezigd wordt door avontuurlijke antropologen, biologen en andere wetenschappers, wordt er gesproken over de persoon die aan het hoofd staat van al onze regeringen. Over de politieke bezigheden van ons regeringshoofd drukt men zich uit alsof het verdorie om het paargedrag van de karetschildpad bij de Hondurese baaieilanden gaat. Het merkwaardige is namelijk dat men er alles aan doet om de politieke invloed van ons regeringshoofd te bagatelliseren: 'Ach, dat valt allemaal reuze mee, zij heeft niet meer macht dan de ministers haar toestaan, maar feitelijk heeft zij helemaal niets te zeggen'. Enfin, u kent dit soort geruststellende praatjes onderhand wel; en om ons verder in slaap te sussen krijgen we weer wat foto's te zien waar het regeringshoofd in haar hoedanigheid van staatshoofd een geitje aait op een kinderboerderij die zij zojuist geopend heeft.





Maar soms — héél soms — piept er een stukje van de voering naar buiten. Dan blijkt ineens dat ons regeringshoofd (staatshoofd, voorzitter van de Raad van State, wat dan ook) politiek véél meer in de melk te brokkelen heeft dan men ons tot dusverre had willen laten geloven. In het zojuist verschenen boek 'Ik zal handhaven. Beatrix, koningin in een veranderd land', vertelt voormalig grootmeester van de koningin Ed Kronenburg dat de koningin steeds zelf bepaald heeft of ze wel of niet op staatsbezoek ging en ook nog eens waarheen. Stelt u zich eens voor: in de 33 jaar dat Beatrix aan de macht was heeft zij voor élk staatsbezoek het initiatief genomen, en de regering had dat maar op te volgen. Ook landen met regimes waar Nederland in politieke zin liever enige afstand van zou willen houden, werd ons het hoogste eerbewijs tussen twee landen door een drammerig ongekozen staatshoofd opgedrongen. Dat werpt, na ruim drie decennia, toch een heel ander licht op omstreden staatsbezoeken zoals vorig jaar aan Oman, en onlangs nog aan Brunei. Maar het was dus niet de regering die dat wilde, en evenmin waren het onze captains of industry, neen, het was Beatrix zélf die dat zo nodig moest.


We herinneren ons de talloze Kamervragen en de urenlange debatten, waarbij een minister van Buitenlandse Zaken een omstreden staatsbezoek stond te verdedigen. Maar kennelijk veinsde hij slechts dat het kabinet het nodig achtte om de banden met een bepaald land aan te halen, want in werkelijkheid zat er een onaanspreekbare mevrouw achter die om heel andere redenen dan het landsbelang dat bezoek wilde doordrukken. En als mevrouw dan écht haar zin niet kreeg van de zittende premier, dan ging ze alsnog zelf. Daarbij zette ze dan bijvoorbeeld gewoon geen hoed op, en mochten wij met z'n allen raden wat dat te betekenen had. Was het een 'bilateraal bezoek in het kader van een viering'? Of toch een privébezoek voor een verjaardagspartijtje? Neen, verklaarde de regering dan, zoiets noemden ze dan maar een 'themabezoek' — net als in de Efteling.

Uiteindelijk — in allerlaatste instantie — is regeringsdeelname door iemand zonder democratisch gelegitimeerd mandaat een vertrouwenskwestie. En door dit nieuwe feit is dat vertrouwen alleen maar nog verder afgenomen.








Freek de Oude

Het blijft een merkwaardig verschijnsel: hoe Sjoerd van Keulen van een activistische Maagdenhuisbezetter in 1969 in enkele decennia transformeerde tot het nationale archetype van de zakkenvullende bankier. Om mensen als Bram Peper dingen te horen zeggen waar hij 25 jaar geleden de kachel mee aanmaakte. Of Wim Kok in de traditie van vakbondsleider te horen praten over 'exhibitionistische zelfverrijking' en hem dat vervolgens zelf te zien doen bij de ING. Hoe Paul Rosenmöller sinds de commissie PAVEM kruiperig spreekt over 'Hare Koninklijke Hoogheid Prinses Máxima' (5 woorden, 5 hoofdletters) en daarbij € 70.000 naar binnen wist te harken. Het blijft merkwaardig om te vernemen dat D66 — ooit een partij van republikeins signatuur — nu voorstelt om een boom te planten ter ere van de troonswisseling.

Enfin, er zijn helaas voorbeelden genoeg van verdampte idealen, over hoe sociaal engagement volledig losgezongen werd van iedere maatschappelijke betrokkenheid; trieste verhalen over hoe de verheffing van de arbeider verworden is tot verheffing van het Sacrosancte Ik.



Freek de Jonge in 1978 in en als Neerlands Hoop over het WK-voetbal in Argentinië: 'We gaan naar Argentinië waar dagelijks wordt gemoord, maar daar is eventjes geen tijd voor want zojuist heeft Rep gescoord!'


De marketingmachinerie rond de overgeprivilegieerde familie is vanwege hun jetset-imago echter voorzichtiger dan ooit, want aankomend koning Willem-Alexander reist zelfs demonstratief per trein naar de wintersport. Rutte heeft het dan wel over een sobere viering van de inhuldiging, maar dat wordt op z'n zachtst gezegd weersproken door de blanco cheque die hij zijn Minister van Financiën voor dat privéfeestje zekerheidshalve liet uitschrijven. Ofschoon de RVD heeft laten weten dat er evenwel geen nationaal geschenk komt, zijn Pauw & Witteman op het morbide idee gekomen — bij wijze van alternatief cadeau — wekelijks een kunstenaar in hun programma iets aan de aanstaande koning aan te bieden. Gisteravond mocht de cabaretier Freek de Jonge het spits afbijten:



Freek de Oude, 35 jaar later bij Pauw & Witteman


Op de vraag of De Jonge koningsgezind is antwoordt de cabaretier gedwee dat het 'voor de bladen en in het algemeen veel prettiger is om een koningshuis te hebben dan een presidentieel echtpaar'. Het is ronduit stuitend om uit de mond van een voormalig activist tegen het Videla-regime waar Jorge Zorreguieta deel van uitmaakte, nu te horen dat Máxima 'een fijne vrouw' is; om de ooit-kritische mond van 35 jaar geleden nu braaf te horen blaten blij te zijn dat Máxima haar vaders aanwezigheid bij de inhuldiging in de kiem heeft weten te smoren.

Wat er na 35 jaar van de angry young man De Jonge resteert is een reactionaire pantoffelsocialist die zijn versleten idealen van een maakbare samenleving verkocht heeft aan de patserige Amsterdamse grachtengordel en uitgeleverd aan de bijbehorende marktmechanismen, terwijl hij de demonen van zijn geweten het zwijgen heeft opgelegd met zijn stichting voor kansarme jeugd — alwaar hij geregeld zijn toekomstige majesteit ontmoet.

Freek — ach ja, Freek de Oude.








Veenbrand

Van enige afstand beschouwd begint onze operettemonarchie zo langzamerhand groteske en tragische trekjes te vertonen, zoals de aftakeling van het menselijk lichaam langzaam maar onverbiddelijk doorzet bij het ouder worden. De huid blijkt ineens niet zo soepel meer, hier en daar verschijnen al wat pigmentvlekjes op de handen, terwijl sommige gewrichten akelig beginnen te kraken. Het lichaam wil niet meer, want het doet er niet meer toe. Of omgekeerd — en dat is misschien nog wel tragischer — omdat het er niet meer toe doet, wil het niet meer.

Zo kijkt het oude en versleten allegorische lichaam van de monarchie thans zelfs reikhalzend uit naar de dag dat het gehoor begint te haperen, zodat het niet meer hoeft te horen hoe het stilletjes uitgelachend wordt door wat er wél toe doet.




Straks staat Willem de Overbodige daar dan in de Nieuwe Kerk, een beetje sneu, in een aangevreten mantel waar de republikeinse hermelijnvlooien vanaf springen. Geen snoeiharde politieke argumenten en geen emotioneel debat over wat een archaïsch koningschap eigenlijk nog betekent in een moderne parlementaire democratie. Maar in plaats daarvan wordt de nieuwe koning genegeerd door parlementariërs die hun eigen vakantie belangrijker vinden dan het bijwonen van de inhuldiging,— en geef ze eens ongelijk. Nu de monarchie in Nederland in haar laatste levensfase is gekomen, is de zinledigheid te zweren de onschendbaarheid en de rechten van de koning te zullen handhaven inmiddels even plat en vierkant als te applaudiseren wanneer diezelfde koning met een toiletpot smijt.

Het is zelfs niet ondenkbaar dat een reisorganisatie het trouw moeten zweren — trouwens, het hóeft helemaal niet — aan de koning niet eens als legitieme reden accepteert om een geboekte vakantie te kunnen annuleren. Daarentegen is het wel duidelijk dat er zeer principiële republikeinse motieven aan de absenties ten grondslag liggen, maar misschien is deze manier nog niet eens zo'n slechte aanpak. Men acht gewoonweg het sop de kool niet waard: 'Laat die knul toch lekker zijn gang gaan in z'n hermelijnen mantel met dat malle kroontje op zijn hoofd, ik hoor het allemaal wel als ik terug ben van vakantie'.

Laten bungelen komt immers veel harder aan dan ter discussie stellen, luidruchtig protesteren en onderuit schoppen. Want wat zou koning Willem-Alexander erger vinden om te horen: 'Sire, dit parlementslid zal uw inhuldiging niet bijwonen omdat hij principiële bezwaren heeft tegen de monarchie', of 'Sire, dit parlementslid zal uw inhuldiging niet bijwonen omdat hij liever een dagje met zijn kinderen naar de Efteling gaat'? Wellicht is het inderdaad een veel beter idee om in plaats van hardop een militant 'Jij mag er niet zijn' uit te spreken, de koning gewoon links te laten liggen en schouderophalend te negeren om daarmee een duidelijker en veel doeltreffender 'Jij doet er niet toe' uit te drukken.





De parlementariërs die op de dag van de inhuldiging ook liever wat willen klussen in huis maar toevallig geen vakantie hebben geboekt, kunnen het beste gewoon een snipperdag opnemen.

Of nee: een baaldag.








Alleseter

Een van de meest gebruikte argumenten om de voortstrompelende monarchie te rechtvaardigen is wel de bewering dat het koningschap een 'samenbindende' functie zou hebben. Omdat er echter geen feiten voorhanden zijn om deze veronderstelling te onderbouwen gaat het vermoedelijk ook niet om een argument in technische zin, maar eerder om een soort nevel die wordt opgetrokken in de hoop een verdere discussie daarmee bezworen te hebben. Feitelijk blijkt namelijk telkenmale het tegendeel; of het nu gaat om een prins-gemaal die zich door Amerikaanse vliegtuigfabrikanten laat omkopen, een staatshoofd dat de bijzetting van een katholiek kerkvorst niet bijwoont, een aangetrouwd burgerprinsesje dat uit bed van een zware crimineel wordt gevist, de prins van Oranje die een huwelijk aangaat met de dochter van een notoire Argentijnse fascist, waarna de troonpretendent zich doodgemoedereerd in onfrisse vastgoedzaakjes stort: in alle gevallen buitelt heel Nederland met de meest uiteenlopende meningen over elkaar heen. Hoezo dus, samenbindend?


De 'Hare Majesteits Johan de Witt'
Als zodanig lijkt het argument van de 'samenbindende' functie eerder op wishful thinking, dan op een verwijzing naar de feitelijke werkelijkheid. Zaterdagavond kon men in Nieuwsuur voormalig vice-premier Hans Wiegel zich in deftige tongval muurvast horen praten in een klassieke petitio principii ten aanzien van een ceremonieel koningschap: 'Ik ben tegen een ceremoniële monarchie, omdat ik een verdere uitholling van het koningschap niet goed vind'. De structuur van het argument is volkomen cyclisch, want de antecendens en de consequens kunnen probleemloos omgekeerd worden zonder dat er ook maar iets aan de betekenis verandert: 'Ik ben tegen een verdere uitholling van het koningschap, omdat ik tegen een ceremoniële monarchie ben'. Op soortgelijke wijze kan ik aantonen dat deze fiets van mij is, namelijk door te beweren dat het mijn eigendom is.

Niettemin blijft het marketingapparaat rondom de familie stug doorhameren op hun vermeende samenbindende functie, er is immers toch niemand die ooit doorvraagt wat daar nu eigenlijk mee wordt bedoeld. Om deze loze kreet toch enigszins gezicht te geven bakt Beatrix ergens dus maar een taart met verstandelijk gehandicapten, verft Willem-Alexander ergens anders voor het oog van talloze cameraploegen een tuinhekje, terwijl zijn vrouw Máxima aan Amsterdamse bijstandsmoeders uitlegt hoe zij met hun krappe budgetten moeten omgaan om zich vervolgens weer te laten vervoeren naar haar paleiselijke reservaat. Of dit soort stupide banaliteiten de Nederlanders inderdaad samenbindt is zeer vragelijk, het enige dat echter wél duidelijk wordt is dat het in ieder geval zwaar overbetaald werk is.

Een andere variant van de oranjemechanica is door de familie zich naar voren te laten dringen als een persoon of gebeurtenis maatschappelijke betekenis heeft, in de hoop dat die populariteit — de kurk waar de monarchie immers op drijft — ook op hen afstraalt: de Friese elfstedentocht wordt aldus voorzien van het koninklijk predikaat, terwijl het 'de majesteit behaagt' om succesvolle sporters lintjes op te spelden.





Toch is de familie soms erg onvoorzichtig met het annexeren van personen en gebeurtenissen van betekenis, neem nu bijvoorbeeld het bericht dat 'Aankomend vorstin Máxima zich in antipiraterij verdiept'. Op het eerste gezicht een mededeling waar geen Nederlander warm of koud van zal worden, want het betreft immers een even suf en betekenisloos bezoekje als alle andere. Althans, het is zeer onwaarschijnlijk dat er ook maar iemand is die daadwerkelijk gelooft dat Máxima zich ook écht in een politiek licht ontvlambaar dossier als dat van de antipiraterij zal gaan verdiepen. Schouderophalend gaat iedereen er gevoeglijk vanuit dat het een even plichtmatig bezoekje zal betreffen als aan een nieuwe kinderboerderij ergens in den lande.


Jan de Baen - De lijken van de
gebroeders de Witt (1672)
Maar dan de tweede zin van dit ogenschijnlijk onbenullige bericht: 'Prinses Máxima heeft vandaag bekeken hoe militairen Hr. Ms. Johan de Witt gereed maken voor uitzending in de wateren rond Somalië'. Nu gaat het niet eens zozeer om de vaststelling dat het inderdaad om een onnozele rondleiding gaat, want dat verwachtte iedereen immers toch al, maar om de uiterst curieuze combinatie Hr. Ms. Johan de Witt. Laat de naam van dit amfibische transportschip even rustig op u inwerken: 'Hare Majesteits Johan de Witt'. Wijlen mijn echtgenoot zich zou werkelijk omdraaien in zijn graf, al dan niet schuddebuikend — gesteld dat hij die nog had — van het lachen. Mijn man, wellicht dé grootste anti-orangist uit de Nederlandse geschiedenis, die als geen ander de instabiliteit van erfelijke bestuurlijke ambten inzag, maar die samen met zijn broer in het rampjaar 1672 door het oranjegrauw werd gelyncht om stadhouder Willem III van Oranje in het zadel te helpen, is nu ineens 'Hare Majesteits'?

Is dit serieus? Ik vrees inderdaad van wel. Maar veel gekker moet het niet worden, want wat volgt er nu? Het koninklijk predikaat voor het Republikeins Genootschap? Die treurige klotskoppen bij de marine — pardon, Koninklijke marine — moeten vast gedacht hebben 'Johan de Witt is een beroemd historisch figuur, en daarom dus ook een mooie naam voor een amfibisch transportschip'. Het domweg plakken van de naam Johan de Witt achter 'Hr. Ms.' doet enigszins denken aan wat er zoal in de maag van een dode haai kan worden aangetroffen, van stukken houten plank en metalen kentekenplaten tot complete autobumpers. Of je er wat aan hebt en eventueel zelfs schadelijk voor je is doet er niet toe, zolang het maar in de bek past. Maar het bindt wel samen, dat wel ja.

Wat mij betreft moet men de naam van mijn geliefde echtgenoot echter vooral op die boot laten staan, want niets onderstreept de onnozele samenbindende functie van de familie subliemer dan dit soort stompzinnig gebrek aan historisch besef.








Witte Shag

jezelf een vraag stellen
daarmee begint verzet
en dan die vraag aan een ander stellen

uit: Iemand stelt de vraag (Remco Campert)



Natuurlijk is de monarchie in eerste en laatste instantie een politiek probleem, en precies om die reden heb ik het filmpje van de militante Utrechtse Joanna wel op YouTube gezet maar niet in De Gelogeerde Aap besproken. Niettemin is het intussen al wel enkele duizenden keren bekeken en roept het emotionele reacties op van soms zeer twijfelachtige aard. Republikeinen roepen echter nooit op tot geweld, want republikeinen strijden uitsluitend met het gesproken en geschreven woord. De stijlfiguren lopen daar weliswaar bij uiteen van analytisch en luchtig ironisch tot soms vlijmscherp en sarcastisch, maar republikeinen gaan nimmer op de vuist.

Tussen het vederlichte politieke geneuzel van het Nationaal Comité Inhuldiging, waar nota bene voormalig D66-politicus Hans Wijers voorzitter van geworden is, de niet-aflatende stroom loftuitingen die onze publieke omroep in één klap veranderde in een poldervariant van de Noord-Koreaanse staatstelevisie, de flapperige berichtgeving over de honderden nieuwe uniformen voor de koninklijke marechaussee en het verzoek aan de leden van de Staten-Generaal om op de dag van de inhuldiging vooral geen te grote hoeden te dragen voor als zij trouw gaan zweren aan de nieuwe koning,— dan duikt er ineens een berichtje op waar je dan toch weer van uit je vel springt.





De laatste keer dat een minister van Financiën een geheel blanco cheque uitschreef was in 2002, namelijk voor het huwelijk tussen Willem-Alexander van Amsberg en Máxima Zorreguieta. Het maakte niet uit hoeveel het zou gaan kosten, Gerrit Zalm zou ervoor zorgen dat de rekening betaald werd. En ja hoor, ook nu weer: 'Kosten troonswisseling pas achteraf bekend'. Voor een feestje dat strikt genomen een loutere privé-aangelegenheid is — de betrokkenheid van de onderdanen beperkt zich, zoals gewoonlijk, tot zwaaien en juichen — worden de kosten opnieuw geheel en al afgewenteld op de belastingbetaler. In 2002 was het nog de VVD'er Zalm, en nu is het de contra-nivellerende Dijsselbloem die een blanco cheque afgeeft, en wel vlak nadat hij het begrotingstekort met minimaal 0,6 procent heeft laten oplopen door de SNS-Bank te nationaliseren. Kosten die — hoe kan het ook anders — op de schouders terechtkomen van de burger, en die zullen worden verdeeld over onder meer de departementen van Justitie, Defensie, Binnenlandse Zaken en Algemene Zaken.

In een tijd dat de rijen voor de voedselbanken zó zijn gegroeid dat er inmiddels wachtlijsten voor zijn, rijen van burgers die moeten opdraaien voor een Italiaanse trein die meteen na aflevering door zijn assen zakte; een tijd waarin de jacht op pensioengerechtigden en AOW'ers is geopend, en medewerkers hun eigen zorginstelling bezetten omdat geld voor meer handen aan de bedden verdwijnt in de zakken van hun managers, — precies in díe tijd schrijft het kabinet een blanco cheque uit voor een feestje van de enige familie in Nederland die juist géén belasting betaalt.

En wát doet onze volksvertegenwoordiging? Precies zoals te verwachten: helemaal niets. Behalve de Partij voor de Dieren dan, die piept op lokaal niveau dat de gemeente Amsterdam niet zou mogen meebetalen aan de inhuldiging in geval koning Willem-Alexander een nertsmantel zou dragen, en kamervragen stelt over een vuurwerkverbod op koningsdag vanwege het broedseizoen. Jazeker, het broedseizoen.

Je zou inderdaad haast gaan denken dat de overheid de ingrediënten bijeen aan het scharrelen is voor een laat-achttiende eeuwse Parijse cocktail: 'Sire, het volk mort'.








Smokkelgenade

In haar televisiepraatje van afgelopen maandag zei Beatrix dankbaar te zijn, omdat zij onze koningin heeft 'mogen' zijn,— een buitengewoon raadselachtige uitspraak. Mogen? Het zou een té flauwe republikeinse jij-bak zijn door hier simpelweg op te antwoorden dat Beatrix dat helemáál niet mocht, althans, de Nederlanders is nooit iets gevraagd. Vermoedelijk bedoelt zij ook iets heel anders met dat 'mogen', iets dat kennelijk niets te maken heeft met mogen in de betekenis van toestemming ergens voor hebben. Een kind dat toestemming krijgt om een koekje te pakken opent de trommel immers ook niet met de woorden 'Wie ben ik dat ik dit mag doen?', net zomin als de loodgieter die in een ondergelopen kelder kruipt om een riool te ontstoppen. Blijkbaar is er iets raars aan de hand met dat koninklijke 'mogen'.


Oranje's goddelijke uitverkoring
(Den Haag, Station Hollands Spoor)
Afgelopen vrijdag verklaarde Willem-Alexander eveneens dankbaar te zijn dat hij zijn moeder mocht opvolgen, en het land te mogen dienen. Of hij inderdaad ons land gaat dienen is nog maar zeer de vraag, vooralsnog heeft het er alle schijn van dat juist het omgekeerde het geval is. Maar opnieuw is hier geen sprake van toestemming, want die heeft Willem-Alexander helemaal niet nodig. In de grondwet is eenvoudigweg bepaald dat het hoogste bestuurlijke ambt van dit land automatisch wordt overgedragen aan de eerstgeborene van de zittende monarch, in geval die daar afstand van doet. Niks toestemming, hier is gewoon sprake van dwingende noodzaak. In 1848 heeft de zoon van toenmalig koning Willem II zelfs tot twee maal toe geprobeerd de koningsbeker aan hem voorbij te laten gaan, maar de nieuwe grondwet was onverbiddelijk: vanuit Engeland werd hij er bijna letterlijk aan zijn haren bijgesleept en kreeg vervolgens die kroon op zijn hoofd geduwd. Een hoofd dat, zoals later zou blijken, buitengewoon ongeschikt was om samen te werken met regeringen. Ministers, zo meende de koning, hadden allemaal zo'n hinderlijke neiging om mee te willen regeren.





Strikt genomen had Willem-Alexander dus beter kunnen verklaren er tegenop te zien zijn moeder te moeten opvolgen, want in het geval van loutere plichtsvervulling is dankbaarheid weer niet op z'n plaats. Maar nee, hij is integendeel dankbaar en ontroerd haar te 'mogen' opvolgen. Sterker nog: hij zegt het zelfs een eer te vinden, evenals Máxima die het een eer vindt om de titel koningin te gaan dragen — gemakshalve corrigeer ik haar onhandige letterlijke uitspraak meteen maar even. Maar kennelijk heeft het woordje 'mogen' in deze gekroonde hoofden een uiterst merkwaardige connotatie.

Met het 'dankbaar' zijn, het een 'hele eer' vinden en het 'mogen', worden echter twee mogelijke verwijzingen naar binnengesmokkeld waar republikeinen bepaald niet van gediend zijn.

In de eerste plaats is daar een impliciete notie van het verhevene, het hogere, het goddelijke. God geeft daarbij Beatrix — en nu dus ook Willem-Alexander — niet zozeer toestemming om over ons te regeren, maar God heeft hen daartoe uitverkoren. Voor die uitverkoren positie verklaren zij God dankbaar te zijn en ervaren het als een grote eer op zijn voorspraak respectievelijk onze koningin en koning te 'mogen' zijn. En aldus wordt de middeleeuwse formule van regeren 'bij de gratie Gods' over een overwegend seculier Nederland weer eens onder het Calvijnse stof vandaan getrokken. Zoals God naar verluidt uit genade zonde kan kwijtschelden, is de uitoefening van het hoogste bestuurlijke ambt kennelijk ook een act van Goddelijke genade aan deze ene familie.


Utrecht, 1 februari: 'Weg met de monarchie - het is 2013'
In de tweede plaats hebben we natuurlijk te maken met het principiële punt van een ontbrekende democratisch mandaat van de monarch. Níet gekozen zijn, maar tóch het ambt van staatshoofd 'mogen' bekleden is een hele eer, waarvoor vervolgens dankbaarheid aan het volk wordt uitgesproken. Dat die veronderstelling op z'n minst voorbarig, zoniet overmoedig is, blijkt niet alleen uit het feit dat de monarchie angstvallig wettelijk niet referendabel is, maar zelfs al uit de verkrampte en paniekerige arrestatie afgelopen vrijdag van een verongelijkte mevrouw die met een doorgeladen stuk karton haar bezwaar tegen erfopvolging binnen een democratie kenbaar maakte. Het koninklijk mandaat is slechts gefundeerd op flinterdunne populariteitspeilingen, en wordt Nederland — tot het moment dat er een heldere verkiezingsuitslag ligt — gewoonweg door de strot geduwd, op precies dezelfde wijze zoals in 1813 hier de monarchie uitbrak.

Of die uitgedrukte 'dankbaarheid' en 'vereerdheid' om over ons te 'mogen' regeren nu verwijzen naar een vermeende Goddelijke uitverkoring of de hondsbrutale aanname — waarschijnlijk zelfs beide — dat Nederland deze familie aan het roer wil, hebben we hier gewoon te maken met megalomane zelfverheffing aan de ene, en kruiperige onderdanigheid aan de andere kant. En dat laatste noemt men dan weer: dankbaarheid.